Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij werpt [25]Zijn ijs heen als stukken; [26]wie zou bestaan voor Zijn koude? 25. Versta hierbij den hagel, of de bevroren hagelstenen. 26. Alsof hij zeide: Als het God belieft, Hij zendt zulk een gestrenge koude, dat geen creatuur die verdragen kan.